‘Papa’. ‘Papa’. In het kinderzitje naast mij wordt er zacht gefluisterd. Mijn kleine neefje fluistert één van de weinige woorden uit zijn vocabulaire. ‘Papa’, vervolgt hij terwijl zijn blik gefocust is op de man die ver buiten zijn gehoor ligt. Wanneer de deur wordt geopend en mijn zwager weer plaats neemt achter het stuur, naast mijn zus op de passagiersstoel, klinkt in de auto ‘Papaaa!’ luider, vrolijker en opgewekter dan te voren.
Ik stroom vol van liefde. Een weekend weg met mijn familie. In een vakantiewoning in Noordwijkerhout dartelen we drie dagen om elkaar heen. Er worden geen diepgaande gesprekken gevoerd, er worden geen knuffels gegeven en toch is de liefde en betrokkenheid voelbaar in elke vierkante meter van het huis. In de woonkamer zitten we om het open haard vals een verjaardaglied te zingen, wordt er verstoppertje gespeeld achter de bank en liggen we met onze hoofden op andermans schoot om heerlijk gekroeld te worden in onze haren. In de tuin worden de alcoholische versnaperingen genuttigd met luidruchtig gelach en fanatieke ego’s tijdens een potje jeu de boules. Aan de keukentafel worden rummikub stenen uit de gebreide muts van mijn oma gehaald en worden pannenkoeken met spek opgepeuzeld. In de badkamer delen we onze tut ritueeltjes en in onze slaapkamers worden we gewekt in de vroege ochtenduren bij het horen van de speelgoed van de kleine man.
Ik zit in de auto terug naar huis. Opnieuw hoor ik ‘Papa’. Ditmaal hoor ik niet een kinderstem, maar de stem van Stef Bos. Het nummer ‘Papa’ galmt door de auto. Ik voel mijn ogen nat worden. ‘We komen elkaar na de dood, na de dood, nooit meer tegen’. Ik word verdrietig bij het besef van de vergankelijkheid van het leven. Ik zie mijzelf een paar jaar geleden ook achterin de auto verloren naar buiten staren. Ik fluisterde eveneens; ‘Papa’. ‘Papa, ik kan nog niet zonder je, je mag nog niet weggaan.’ Even later trof ik mijn vader tegen mijn verwachting in, levend aan in het ziekenhuisbed. Dezelfde verademing vond bij mij als bij mijn neefje plaats, toen bleek dat mijn veilige basis weer was hersteld. Nog steeds ben ik gezegend dat ik intens mag genieten van zijn aanwezigheid.
‘Ik lijk steeds meer op jou’, vervolgt Stef Bos. En mijn lippen krullen om tot een glimlach. Ik voelde dit weekend in mijn ogen dezelfde twinkeling als in de ogen van mijn vader. Het is dezelfde twinkeling in de ogen van mijn neefje en mijn zwager. De twinkeling die geluk uitstraalt, wanneer de ogen alle dierbaren bij elkaar ziet.