Ze zit met haar billen op het houten bankje. Haar voeten staan stevig op de grond en haar blik is afwisselend gericht op de kleurrijke eenden in de vijver en een boom langs de oever. Ze wijst de betreffende boom aan als zijnde haar vader. ‘Hij staat aan de andere kant van de vijver’, observeer ik. Haar ogen bevochtigen. ‘Het voelt ver weg’, zegt ze.
Een aantal minuten hiervoor liepen we zij aan zij het bos in. Terwijl we ons over de paden verplaatsten richting, wat later bleek, de plek van de opstelling, vertelt ze mij dat ze meer verbinding zou willen met haar vader. Voor twee jaar terug werd ze tijdens een seminar van 365 Dagen Succesvol geraakt door de vraag: ‘Wie heb je gemist?’. Ja, ze had haar vader gemist en eigenlijk nu nog steeds. Ze vervolgt; ‘Ik heb het gevoel dat mijn vader niet erg betrokken was bij de opvoeding, alsof mijn moeder het allemaal alleen deed’ en ‘Ik zou meer over mijn vader willen weten’.
Deze nieuwsgierigheid brengt haar even later van het houten bankje af. Ze staat op en loopt naar de rand van het natte en het droge, met de vijver tussen haar en haar vader nog in. Ze kijkt steeds aandachtiger naar de boom en voelt dat haar voeten willen bewegen om de gevoelsmatige en feitelijke afstand tussen hen te verkleinen. Ze loopt rechts om het water heen en blijft op een voor haar veilige afstand van haar vader staan. De stilte valt.
Na enkele minuten vraag ik haar of er misschien nog iemand anders ‘in het veld’ uitgenodigd mag worden. Ze wijst naar de boom die links van haar vader staat. ‘Dat is mijn moeder’, verkondigt ze. ‘Je moeder staat dichterbij je’, observeer ik ditmaal over de tweede representant. Ze bevestigt dit, het is voor haar herkenbaar. Even later mag er nog iemand in het veld uitgenodigd worden, haar innerlijke kind. Ze kijkt alsmaar rond tot ze besluit dat het boompje van nog geen 30 cm hoog, naast haar moeder, haar innerlijke kind is. Ze beweegt er naar toe en merkt op dat ze vanuit deze positie recht tegen haar moeder aankijkt. Haar vader daarentegen verdwijnt achter haar moeder, hij is amper nog zichtbaar.
Het beeld lijkt samen te vallen met haar beleving als kind; mama deed de opvoeding en papa was niet veel in beeld. Maar haar behoefte om haar vader te zien wordt nu ineens mogelijk. Ze spiekt allereerst achter moeder langs. Even later staat ze een meter voor, maar weliswaar tussen haar ouders in. ‘Hoe voelt het hier?’, vraag ik. ‘Het voelt nog wat spannend’. Nu ze dichterbij haar vader staat en hij zelfs achter haar rug bevindt, lijkt ze er ietwat onwennig te staan. Ik vraag haar mij aan te kijken en zeg; ‘Je hoeft het niet alleen te doen’. Deze zin lijkt haar te emotioneren, ze wendt haar blik van mij af en er druppelt een traan over haar wang. ‘Als het goed voor je voelt, mag je mij aankijken’. Terwijl we oog in oog staan herhaal ik; ‘Je hoeft het niet alleen te doen.’ Om haar de steun van haar vader te laten ervaren, ga ik achter haar rug staan. Met mijn hand tussen haar schouderbladen vraag ik haar om centimeter voor centimeter tegen mijn hand te leunen. ‘Je mag op mij leunen, ik laat je niet vallen’. Tot op heden zag ik een vrouw die rustig en geaard naast mij stond, maar nu begint ze voor het eerst iets te wankelen. Er ontglipt zelfs een ongemakkelijk lachje die haar spanning om gesteund te worden lichtelijk verraad. Langzaamaan zakken haar schouders en durft ze haar gewicht meer in mijn hand te laten rusten om vervolgens weer stevig op haar eigen benen te gaan staan.
‘Hoe voelt het op deze plek?’, vraag ik terwijl ze uit zichzelf voor de tweede keer plaats neemt tussen haar ouders in. ‘Ja, rustig, veilig en vertrouwd. Ik vind het fijn dat ik mijn ouders in mijn ooghoeken kan zien en ook ver weg kan kijken.’ Er verschijnt een glimlach op haar gezicht. Haar blik is opnieuw gericht naar de eenden die moeiteloos en in vrijheid in de vijver voor haar ronddobberen, maar ditmaal in de nabijheid van André en Loes.