Met half dichtgeknepen ogen kijk ik naar de witte haartjes, dun, kort en dicht op elkaar. Ze komen voort uit mijn huid en vangen de witte zandkorrels op mijn armen op. Om hen heen liggen enkele rondgevormde moedervlekken. Het maakt dat ik mijn huid nog niet zo bruin getint zie als dat het mogelijk op afstand lijkt. Ik ben neergeploft op een lage lichtgrijs gestreepte strandstoel op het naaktstrand. Met de toenemende zonne-uren besteed ik ook meer tijd aan het vergelijken van mijzelf met andere vrouwen. Komt dat even goed uit dat ik mij bevind op het naaktstrand. Dé plek waar uiterlijke verschijningsvormen beduidend belangrijk zijn en ik mij helemaal kan verliezen in mijn onzekerheid. Of toch niet?
Mijzelf vergelijken met andere vrouwen is altijd een veelvoorkomende bezigheid geweest. Ditmaal valt mijn blik recht vooruit op twee vrouwelijke schoonheden. Ze suggereren dat ze een vriendschap met elkaar delen. Als twee kleine kinderen zitten ze op de grens van het natte en het droge. Hoewel kinderen, het blijft een feit dat ik de gemiddelde leeftijd hier op het naaktstrand ver naar beneden breng. Toch scan ik de lijven van de vrouwen en vraag ik mij af of ik dezelfde vorm borsten en billen heb. Eén vrouw vindt haar weg terug naar haar handdoek. Haar lichaam druppelt nog na van de frisse duik in het natuurwater. Om haar te ontdoen van het water knijpt ze met beide handen in haar prachtig bruin gekrulde haren en wringt daarmee het water eruit. Ik zie altijd wel iets moois in een andere vrouw, het ideaalplaatje van schoonheid.
Het ideaalplaatje, het is natuurlijk allemaal relatief. Maar genoeg reden om voor mij begin dit jaar tijdens mijn vakantie in Thailand een klein onderzoekje te doen. Ver weg van de oordelende blik uit mijn eigen sociale kring, testte ik het uit om een week geen bh te dragen. Ik begon mij af te vragen of het praktisch nut van ‘vastbinden’ wordt afgezwakt met het moraal van schoonheid. Draag ik een bh omdat dit voor mij prettiger is óf omdat dit cultureel geaccepteerder is en mooier wordt gevonden. Ik verwonderde mij bij de gedachte dat we ons in te strakke jeans wurgen om onze billen in volle glorie te tonen, maar daarentegen we geneigd zijn onze borsten het liefst ronder, steviger en groter (of kleiner) te laten doen lijken door het dragen van bh’s. Met het tikken van de tijd, in een nieuwe omgeving begon ik het anders te zien. Ik begon het met voorzichtigheid anders te voelen. Bewegingsvrijheid.
Terug naar het naaktstrand. Ook nu ben ik dus vrij van een stuk stof dat de standaard is geworden voor elke westerse vrouw. Ik voel mij steeds prettiger tussen de naaktheid van allerlei soorten homo- sapiens. Daar waar ik voor een paar jaar terug grote schaamte had om over de drempel van een sauna heen te stappen, zwier ik nu met enige gemak in mijn blote kont het verkoelende openbare water in. Ik verwonder mij dat ik langere tijd anders heb gekeken naar een sauna dan naar een naaktstrand. Ineens weet ik niet meer zozeer wat nu daadwerkelijk voor mij het verschil maakte.
Het verschil met het reguliere strand wordt daarentegen weer voelbaar. Wanneer ik mijn zoutgehalte wil optimaliseren, trek ik mijn geel gekleurde jurkje aan en loop ik met mijn blote voeten over het hete zand op weg naar het frietkraampje. De kleine snackbar kent zijn vaste plek op het strandje waar met badkleding bedekte bezoekers zeer op prijs worden gesteld. Wanneer ik de grens tussen de twee strandjes passeer, is dit voor mij niet alleen visueel zichtbaar, ik voél ook duidelijk verschil. Naar mijn idee verandert de energie en word ík plots van top tot teen bekeken! Daar waar ik mij zojuist naakt nog zo prettig voelde, komt juist nu mijn onzekerheid in alle hevigheid naar boven borrelen. Mijn ego wordt nog steeds gekrenkt bij het idee dat ik niet voldoe aan het dragen van de hipste, sexyste en mooiste badkleding. Een tattoo op de schouder, een ringetje om de teen, een bikinitopje met slechts enkele dunne touwtjes die de borsten omhullen met nog kleine rondingen die zich laten zien voor de gretige mannenogen naast hen. Het valt mij allemaal op. Mijn eigen gedachtes, gevoelens en gedrag komen mij ook bekend voor. Het brengt mij opnieuw terug naar: Thailand. Wanneer ik weer plaats neem op mijn strandstoeltje, met een bakje zoutige patat op mijn schoot, graai ik in mijn tas. Mijn krabbelboekje uit Thailand komt tevoorschijn en ik lees:
Ik kijk naar mijn handen. Ze strekken uit en brengen mij in beweging. De tientallen vissen onder mij vangen mijn blik niet op. Ze merken niet op hoe ik ze bewonder en achtervolg. Hoe ik door ze in beslag genomen wordt. Hun buitenkant en uiterlijkheden. Het lijkt alsof dit het enige is wat ze doen; pronken en stralen met hun kleuren. In gezamenlijkheid of enkel en alleen. Verschillen ze daarmee veel met de wereld op het droge? Met de vrouwen waarmee ik vanuit mijn ooghoeken kijk naar hun kleding, geverfde en opgestoken haar en gekleurde nagels? En toch is er een groot verschil. Deze vissen maken mij intens gelukkig. Ik geniet wat ze mij brengen op mijn netvlies. Ik voel mij als een vis in het water, maar ik hoef er geen te zijn. Ik hoef niet op ze te lijken.
Terwijl ik een frietje in mijn mond prop en het boekje weg leg, stel ik mijzelf de vraag: wat is voor mij schoonheid, nu, op dit moment? Een weeïg gevoel in mijn buik, een stiekeme glimlach en kleine tranen die prikkelen achter mijn ogen. Het doet er niet toe of ik mijzelf bedek of naakt rond loop. Het doet er ook niet toe of ik op anderen lijk of niet. Ik beslis dat dit voor mij schoonheid is. Dit mentale onderzoek is schoonheid. Het manifesteren van een nieuwe mindset en werkelijkheid. Pure schoonheid, zit in pure gedachtes.